Wapen nieuwe aartsbisschop
Aanstaande zaterdag wordt mgr. Eijk geïnstalleerd als aartsbisschop van Utrecht. Met de benoeming tot aartsbisschop veranderen er ook een aantal zaken in zijn wapenschild. U vindt hier een uitgebreide toelichting op het nieuwe wapenschild.
De officiële heraldische beschrijving van het wapen is als volgt: “In rood een aflopend zilveren kruis; over alles heen een groen hartschild met daarop een zilveren staf waaromheen kronkelend een slang, eveneens van zilver; het schild geplaatst op een voordraagkruis van natuurlijke kleuren, met twee dwarsbalken; het schild gedekt door een groene prelatenhoed met aan weerszijden van het schild afhangend tien groene kwasten, geplaatst 1-2-3-4; wapenspreuk: NOLI RECUSARE LABOREM.”
Verklaring van het wapen
Het zilveren kruis op rood is het wapen van het aartsbisdom Utrecht. Traditiegetrouw belegt sinds 1853 de wapenvoerende aartsbisschop van Utrecht steeds dit schild met een middenschild waarop persoonlijke symbolen staan afgebeeld. Mgr. Eijk koos voor de staf van Mozes met een slang. In het Oude Testament (Exodus 17 en Numeri 19) verbeelden de staf en de slang de overwinning op het Kwade en herstel door sterk geloof. De zo ontstane esculaap is ook het attribuut van de H.H. Cosmas en Damianus, geneesheren uit de 3e eeuw en patronen van de artsen en apotheker. Aartsbisschop Eijk is van oorsprong zelf ook arts.
De wapenspreuk NOLI RECUSARE LABOREM (= Weiger het werk niet) is een uitspraak van Sint-Martinus, patroon van het bisdom Groningen, het aartsbisdom Utrecht en van veel parochies in de beide diocesen.Het voordraagkruis en groene hoed met 2 x 10 kwasten zijn eigen aan het wapen van een aartsbisschop. Het wapen is een aanpassing van het oude wapen van Mgr. Eijk als bisschop van Groningen. Deze verandering in vormgeving is uitgevoerd door drs. J.F. van Heijningen, wapenkundige te Utrecht.
Als bisschop van Groningen voerde mgr. Eijk hetzelfde wapenschild maar dan met een zilveren kruis op groen, zijnde het wapen van het bisdom Groningen. De slang was van goud en de staf zilver, op een rood middenschild. Deze kleuren van het middenschild werden gekozen vanuit esthetische overwegingen. Het aantal kwasten van de hoed werd uitgebreid van 2 x 6 naar het aartsbisschoppelijk aantal van 2 x 10. Het voordraagkruis kreeg een tweede dwarsbalk, verbonden aan het ambt van aartsbisschop.