Aartsbisdom > Nieuws > Vesperviering in kathedraal bij reliek Thomas van Aquino

Vesperviering in kathedraal bij reliek Thomas van Aquino

De reliek van de schedel van de heilige Thomas van Aquino reist momenteel de wereld rond. Aanleiding is dat hij in 2024 750 jaar is overleden en dat hij dit jaar 800 jaar geleden werd geboren. De reliek van de schedel was op 2 en 3 april in de St. Catharinakathedraal te Utrecht, in het weekend van 29 en 30 maart was de reliek in het Dominicanenklooster van Zwolle. In Zwolle en Utrecht werden diverse activiteiten georganiseerd, zo was op 3 april kardinaal Eijk voorganger in de vesperviering in aanwezigheid van de reliekschrijn.

Kardinaal Eijk zei in zijn preek dat Thomas als bedelmonnik “Christus vooral in diens nederigheid van nabij wilde navolgen. God heeft hem verheven, doordat Hij zijn onderricht en geschriften door de eeuwen heen overvloedig heeft gezegend en vruchtbaar doet zijn tot op de huidige dag. Het vervult ons dan ook met grote vreugde dat wij deze dagen een reliek van Thomas in Utrecht mogen begroeten.”

In zijn preek memoreerde kardinaal Eijk onder meer de adellijke achtergrond van Thomas van Aquino. “Er stroomde behoorlijk blauw bloed door zijn aderen. Zijn vader had echter al spoedig door dat hij van Thomas geen behendige zwaardvechter, boogschutter of jager kon maken. Door tijdgenoten wordt Thomas beschreven als een grote stier van een man, dik, langzaam, rustig, zeer mild en edelmoedig, niet erg sociaal of gezellig. Hij was een wat verlegen en verstrooide man.”

Het idee van zijn vader was dan ook om hem benedictijner monnik te maken, maar de roeping van Thomas van Aquino lag bij één van de nieuwe bedelorden: de dominicanen. Zo’n blootsvoetse bedelmonnik zag zijn familie echter als een vernedering en zijn broers ontvoerden hem daarom en zetten hem vast in het ouderlijk kasteel. Thomas weerstond de druk van zijn familie en trad uiteindelijk in bij de dominicanen. Kardinaal Eijk: “Omdat hij zo stil was, weinig zei en traag sprak, gaven zijn jonge mededominicanen hem de weinig vleiende bijnaam ‘de stomme os’. Zijn docent Albert de Grote had echter al snel door dat hij met een genie te maken had. Tegen zijn medestudenten zei hij: ‘Jullie noemen hem een stomme os; ik zeg jullie dat deze stomme os zo luid zal loeien je dat zijn geloei de wereld zal vervullen’.”

“En die voorspelling is uitgekomen,” aldus de aartsbisschop van Utrecht. “Thomas wist het christelijk geloof langs filosofische en theologische weg op zeer systematische wijze te verhelderen en uiteen te zetten. Daarbij maakte hij dankbaar gebruik van geschriften van de klassieke Griekse wijsgeer Aristoteles die juist in de 13de eeuw in het Latijn ter beschikking waren gekomen. Hij integreerde het denken van Aristoteles in de christelijke filosofie en theologie op originele en vruchtbare wijze, waarbij overigens de waarheid in Christus steeds het uitgangspunt bleef.”

Ondanks zijn geniale kwaliteiten bleef Thomas van Aquino Christus ook in diens nederigheid volgen, zo zei kardinaal Eijk. “Hij liet zich daar nooit op voorstaan. Een positie als overste heeft hij nooit begeerd. Hij had talrijke mystieke ervaringen, maar daar merkte zijn omgeving weinig van. Ook op zijn geschriften liet hij zich niet voorstaan. Bekend is dat hij werd bijgestaan in het schrijven door een groep mededominicanen, die als een soort secretarissen voor hem werkten en aan wie hij zijn werken dicteerde. Tegen het einde van zijn leven stopte hij plotseling met citeren aan een van zijn secretarissen, waardoor hij die in grote verlegenheid bracht. Toen zijn vriend Reginaldus met het oog op de geloofsdiscussies in die tijd Thomas vroeg om zijn schrijven weer te hernemen, was het antwoord met nadruk: ‘Ik kan niet meer schrijven.’ Toen Reginaldus het na stilte nog eens probeerde antwoordde Thomas met nog meer kracht: ‘Ik kan niet meer schrijven. Ik heb dingen gezien waardoor al mijn geschriften mij voorkomen als stro.’ Wat hij als filosoof en theoloog geschreven had viel in het niets bij wat hij in zijn mystieke ervaringen ondervonden had.”