Utrechtse pelgrims springen mee in Echternach
Op de tweede dag (30 mei) van de driedaagse bedevaart naar Echternach stond voor de Utrechtse pelgrims deelname aan de Springprocessie op het programma. Deze Springprocessie wordt elk jaar op de dinsdag na Pinksteren gehouden. Eerst vierden ze de Eucharistie in de basiliek van de Echternach om vervolgens aan te sluiten bij de vele groepen die sprongen.
In Echternach bevindt zich het graf van de heilige Willibrord, de eerste bisschop van Utrecht en de patroon van de Nederlandse kerkprovincie. De tegenwoordige basiliek in Echternach is de vijfde kerk die op deze plek gesticht werd, de eerste werd door St. Willibrord gebouwd. In 1906 werd het gebeente van St. Willibrord plechtig overgebracht naar de kerk. In 1939 werd de kerk verheven tot de rang van pauselijke basilica. Tijdens de traditionele Springprocessie trekken duizenden bedevaartgangers door de straten van Echternach naar de basiliek waar de heilige Willibrord begraven ligt.
De Springprocessie is een ‘religieuze dans’ naar het graf van de apostel van de ‘lage landen’. Dergelijke religieuze dansen kwamen in de Middeleeuwen op meer plaatsen voor. De oudste vermelding van een ‘grote driesprong’ ter ere van Sint Willibrord dateert uit de elfde eeuw. In die tijd waren er verschillende manieren van springen door de zogenaamde ‘dansende heiligen’: pelgrims die in een noodsituatie een belofte hadden afgelegd of zich onder de bijzondere bescherming van de heilige hadden gesteld. Sommige pelgrims sprongen naar rechts en naar links en naar voren, bleven dan voor een gebed of lied staan, en gingen zo door tot ze in de basiliek waren. Er waren ook staande heiligen, die de sprong vervingen door een drievoudige stap. Later ontstond de huidige driesprong. Dat men daarbij naar voren en naar achteren springt, is een bekend beeld dat echter niet klopt. Dit is mogelijk ontstaan doordat de processie onderweg wel eens stagneerde. Desondanks waren er altijd weer groepen, die zich verplicht voelden om vast te houden aan deze vermeende traditie en voor- en achteruit sprongen. Sinds 1947 wordt er alleen naar voren gesprongen, een pas zijwaarts naar links en dan een pas zijwaarts naar rechts.
De deelnemers zijn tijdens de processie met elkaar verbonden via witte zakdoeken en springen in de maat van de processiemars: de processie wordt begeleid door muzikanten die steeds dezelfde melodie spelen. Deze grijpt terug op een eenvoudig volkswijsje, dat men in heel Europa in verschillende varianten terugvindt. Er doen jaarlijks zo’n acht à negenduizend springers mee.
Foto’s Ramon Mangold