Aartsbisdom > Nieuws > Kostersdag in teken van Jaar van de Eucharistie

Kostersdag in teken van Jaar van de Eucharistie

In Utrecht kwamen op 7 december ruim 130 kosters uit het Aartsbisdom Utrecht bijeen voor de diocesane Kostersdag, die in het teken stond van het Jaar van de Eucharistie. Na de Eucharistieviering in de St. Catharinakathedraal met kardinaal Eijk als hoofdcelebrant, ging het gezelschap naar het Bonifaciushuis voor de lunch. Het middagprogramma startte met een inleiding van mgr. Woorts (vicaris voor Liturgie) over het Jaar van de Eucharistie en de taken van de koster, waarna er uitgebreid tijd was voor het stellen van vragen. Met een rondleiding langs joodse en katholieke elementen in Utrecht en een borrel eindigde de dag.

“Mooi dat u met zovelen hier bent,” zei kardinaal Eijk in zijn welkomstwoord. “Het is goed om elkaar te ontmoeten, en om eens contact te hebben met de bisschoppen. Vandaag gedenken we Ambrosius. We bidden op zijn voorspraak dat u veel zegen mag ontvangen voor het belangrijke werk dat u in de parochies verricht.”

In zijn preek stond de Utrechtse aartsbisschop uitgebreid stil bij de heilige Ambrosius, wiens gedachtenis op 7 december werd gevierd. Hij schetste de levensgeschiedenis van deze bisschop van Milaan en benadrukte dat Ambrosius in het bijzonder uitblonk “door zijn zorg voor een goede viering van de liturgie. Hij legde de grondslag voor de Ambrosiaanse liturgie, die in Lombardije nog steeds wordt gevierd. Hij dichtte liederen met goede teksten om het geloof in Jezus als de Zoon van God onder de gelovigen te versterken en te verdiepen.”
“Ambrosius is een voorbeeld voor alle christenen. En exact in zijn zorg voor een waardige viering van de liturgie is hij een lichtend voorbeeld, niet alleen voor bisschoppen en priesters, maar ook voor u als kosters. Het woord koster is uiteindelijk afgeleid van het Latijnse woord custos, dat betekent bewaker of bewaarder. De koster is een bewaker van het kerkgebouw en van de viering van een goede en waardige liturgie overeenkomstig de hem eigen verantwoordelijkheid: u waakt over het gebouw, het schoonhouden ervan en het kleine onderhoud. U instrueert vaak de misdienaars en acolieten. U legt klaar wat nodig is voor de viering van de liturgie. U bent als koster vaak als eerste aanwezig om de deuren van het kerkgebouw te openen, de verwarming aan te zetten en de klokken te luiden.”
“Dit alles doet u met grote liefde voor het kerkgebouw en ter voorbereiding van een waardige viering van de liturgie. U bent daar in de meest letterlijke zin koster, dat wil zeggen: bewaker of bewaarder van. Zo werkt u op onmisbare wijze mee aan een waardige en overtuigende viering van het geloof. Wat u achter de schermen daarvoor doet, ontgaat wellicht veel kerkgangers, maar omvat veel meer dan zij zich vaak kunnen voorstellen.”

Mgr. Woorts hield na de lunch een inleiding getiteld ‘Heilige grond – om ons verstaan en vieren van de Eucharistie en de betekenis van onze kerkgebouwen te verdiepen’. Hierin liet hij diverse elementen van het kerkgebouw en de Eucharistieviering de revue passeren. Bijvoorbeeld het belang van openstelling van het gebouw. Hij vertelde over de ontmoeting met een student afgelopen zomer tijdens ‘Kerken Kijken Utrecht’. Onder dat motto zetten elke zomer diverse kerken in het centrum van Utrecht hun deuren open. De student vroeg hem of hij de pastoor was, hij was niet gedoopt maar wel bezig met het geloof en was daarom de kerk binnengelopen. “Deze student is nu met de pastoor van de parochie hier in gesprek over de stap om katholiek te worden.”
Een ander element dat aan bod kwam was het belang van de inrichting van het kerkportaal: “Een afbeelding van de levende Christus kan kerkbezoekers helpen om te beseffen dat Hij het is die ons wil verwelkomen in het huis van de Vader,” aldus mgr. Woorts. Ook aspecten als het begroeten van het tabernakel en het altaar, het gebruik van het altaar (niet teveel erop zetten zoals glazen water, allerlei bloemstukjes en andere zaken) kregen tekst en uitleg. Aansluitend kregen de kosters gelegenheid voor het stellen van vragen, waarbij vele praktische kanten van hun werkzaamheden aan de orde kwamen.

De rondleiding die hierop volgde, startte in de St. Catharinakathedraal. Daarna liepen de kosters (verdeeld over drie groepen met als gidsen mgr. Woorts, mgr. Hoogenboom en vicaris Pauw) naar het voormalige Joods Israëlitisch Weeshuis. Alle circa 70 Joodse weeskinderen van 6-21 jaar werden met hun begeleiders in 1942 gedeporteerd en vergast in een concentratiekamp. De volgende stop was het Joods Monument voor het Spoorwegmuseum. Dit monument werd in 2015 opgericht om de 1239 Joodse slachtoffers uit Utrecht te gedenken die allen vanaf station Maliebaan zijn afgevoerd.

Via de Maliebaan liepen de kosters naar de R.K. begraafplaats St. Barbara, die is aangelegd in 1875. Hier liggen onder anderen slachtoffers uit de Tweede Wereldoorlog begraven, maar ook vele bisschoppen en priesters van het Aartsbisdom Utrecht. Op de Maliebaan kregen de kosters uitleg over diverse panden, waaronder het bisschopshuis/aartsbisschoppelijk paleis op nr. 40.

Ria Kock uit Lichtenvoorde (parochie St. Ludger) is vier jaar koster en werkt in een team met drie andere kosters. Ze vertelt met enige spijt: “Ik ben eigenlijk te laat begonnen. Als ik had geweten hoe mooi het is om koster te zijn, dan was ik er zeker eerder mee gestart.”
Ze vindt het werk erg verrijkend. “Ik ben een luisterend oor voor heel veel mensen, die met hun verhalen komen. En ik kan er zijn voor mensen bij een uitvaart. Eén van de uitvaartverzorgers, met wie we trouwens heel goed samenwerken, was verbaasd dat wij kosters voor ons werk geen geld krijgen. We doen veel meer dan de meeste mensen weten. Maar ik vind het heel bijzonder dat ik dit kan doen, dat ik dit mag doen. Ik heb hierdoor zoveel mensen leren kennen. En ik sta anders tegenover het geloof. Ik beleef de viering ook intenser dan wanneer ik in de kerk zit.”

Franc Cloin is als sinds 2000 koster, eerst in Amersfoort en tegenwoordig in ‘s Heerenberg (parochie H. Gabriël). De geboren Brabander kreeg meer tijd voor vrijwilligerswerk toen hij bij de brandweer uit actieve dienst ging. Met zijn werkgever kon hij goede afspraken maken, bijvoorbeeld dat hij als koster bij uitvaarten kon ondersteunen. “Ik vind het fijn om dienstbaar te kunnen zijn.  Je bent als koster het visitekaartje van de parochie, maar het meeste van je werk gebeurt op de achtergrond. Daar voel ik me bij thuis. Zelf vind ik de periode van het Paastriduum het mooist, om dan samen met de misdienaars en acolieten iets moois van de vieringen te maken. Maar ook een kleine doopviering kan een bijzonder moment zijn om aan mee te werken. En dat mensen zich tien jaar later dan de viering nog herinneren, daar word ik blij van.”

 

Tags: