Aartsbisdom > Nieuws > Kardinaal Eijk spreekt over Kerk en Vakbeweging

Kardinaal Eijk spreekt over Kerk en Vakbeweging

De Werkgroep Twente van de Stichting Vrienden van de Historie van de Vakbeweging organiseerde op 22 november in het Oyfo Techniekmuseum te Hengelo een bijeenkomst voor FNV-leden in Twente. Centraal stond de vraag ‘Wat bindt de Kerk en de Vakbeweging en hoe ziet hun toekomst eruit?’. Sprekers waren kardinaal Eijk, Agnes Jongerius (voormalig FNV-voorzitter en thans lid van het Europarlement), Piet Hazenbosch (oud-bestuursadviseur CNV en historicus) en Hub Crijns (directeur van DISK en penningmeester werkgroep ‘Arme kant van Nederland’).

Aanleiding voor de bijeenkomst was de constatering dat zowel bij de kerken als bij de vakbeweging afnemende belangstelling en teruglopende ledentallen worden gesignaleerd. Wat beweegt in deze moderne tijden de Kerk en wat beweegt de Vakbeweging, en waar staan ze eigenlijk voor? Kardinaal Eijk riep in zijn lezing hoger-opgeleiden op “oog te houden voor hun eigen specifieke bijdrage aan het Algemeen Welzijn en dat te doen vanuit een authentiek gevoel van solidariteit, ook met mensen die tot andere sociale lagen in de samenleving behoren. Voorts is het van groot belang dat mensen lid worden van vakbonden en zo zorgen voor een stevige intermediaire instantie tussen hen en de overheid en de werkgevers, en daarbij niet alleen hun eigen belangen nastreven, maar ook voor hun minder getalenteerde medemensen opkomen. Opdat dezen eveneens hun bijdrage, die ook zij hebben, aan het Algemeen Welzijn kunnen leveren. En zo in hun mens zijn, hun beeld van God zijn, worden gerespecteerd en bevestigd.”
Agnes Jongerius zei in haar lezing onder meer dat ze blij was “een keer met de kardinaal bij een symposium te zijn betrokken.” En wel om een bijzondere reden: ze had namelijk haar bestaan te danken aan de R.-K. Kerk, zo vertelde ze. Toen haar ouders zes kinderen hadden, pasten ze op verzoek van de pastoor periodieke onthouding toe waardoor zij “toch nog geboren werd.”

Kardinaal Eijk vertelde in zijn lezing dat hij de uitnodiging voor het symposium te danken had aan een column in de ‘Op Tocht’ van december 2017. Die had als titel ‘De sociale kwestie is weer helemaal terug’. “Bijgevolg sta ik hier: ik moet natuurlijk wel rekening en verantwoording afleggen van wat ik met deze tamelijk uitdagende stelling bedoel.” Want het is in deze tijd van weelde op het eerste gezicht niet evident dat de sociale kwestie terug is, zo beaamde de Utrechtse aartsbisschop.
Hij gaf vervolgens een beeldende beschrijving van de aankomst in oktober 1886 van de jonge kapelaan Alphons Ariëns in de industriestad Enschede: “Een vuile stad door de talrijke zwartgerookte fabrieken met stoommachines. De minst aantrekkelijke aanblik boden de uitgestrekte arbeiderswijken met grote gezinnen in veel te kleine woningen, waar schrijnende armoede werd geleden, al helemaal bij werkeloosheid.”
Die miserabele situatie kwam door de industrialisatie, maar er was nog een oorzaak aldus kardinaal Eijk: “De sociale kwestie werd voor een belangrijk deel ook in het leven geroepen door de opheffing van de gilden.” Dit gebeurde al vóór de industriële revolutie, tijdens de Franse Revolutie. Vanwege het gelijkheidsideaal moesten alle verschillen verdwijnen, en daarmee ook de gilden. Die waarborgden echter de belangen van hun leden “en het gevolg van de opheffing was dat het individu alleen kwam te staan tegenover de liberale overheid en tegenover de werkgevers.”
Paus Leo XIII analyseerde in zijn sociale encycliek ‘Rerum novarum’ (1891) deze problematiek en bepleitte goede arbeidswetgeving door de overheid en het belang en het recht van arbeiders om nieuwe intermediaire instanties op te richten, zoals vakbonden, aldus kardinaal Eijk. Maar arbeiders moeten vanuit hun vrijheid ook een eigen bijdrage kunnen leveren aan het Algemeen Welzijn. Daarom formuleerde paus Pius XI het subsidiariteitsbeginsel: de Staat en grotere organisaties moeten mensen de hulp bieden om op eigen kracht hun bijdrage aan het Algemeen Welzijn te leveren.

Daarna maakte kardinaal Eijk de sprong naar deze tijd – wat als hij nu een nieuwe kapelaan (inmiddels parochievicaris geheten) naar Enschede zou sturen? Deze zou een toenemende kloof tussen arm en rijk waarnemen, “onderaan de samenleving bungelen tamelijk veel mensen die het niet best hebben. Veel gezinnen leven onder de armoedegrens.” En wat als er weer een economische crisis komt, of de automatisering en robotisering het werk van minder geschoolden gaan overnemen? “In ieder geval zal de nieuwe kapelaan zien dat de sociale kwestie, zo actueel in de tijd van mgr. Ariëns, weer helemaal terug is.”
Niet in de vorm van de schrijnende armoede en misère uit de tijd van Ariëns, maar armoede is relatief,” benadrukte de kardinaal. Met een aantal statistieken gaf hij een beeld van de armoedeproblematiek: in 2014 leefde ruim een miljoen Nederlanders onder het ‘niet-veel-maar-toereikendcriterium’ dat de overheid aanhoudt – “ambtenarenjargon dat niet tot uitbundige vrolijkheid stemt,” aldus kardinaal Eijk. Ook groeit één op de tien kinderen in armoede op. De economische groei van de afgelopen jaren blijkt het armoedeprobleem niet te kunnen oplossen.
Net als in de 19de eeuw is er forse armoede, maar er is nog een parallel met die tijd, aldus de aartsbisschop van Utrecht: intermediaire organisaties hebben in deze tijd behoorlijk aan kracht ingeboet, als gevolg van de individualistische cultuur. Kardinaal Eijk: “De Kerken als gemeenschappen van gelovigen lijden onder deze trend, evenals de vakbonden en tal van andere organisaties. Het relatief lage ledental maakt de positie van de vakbond als belangbehartiger van de werknemers tegenover de werkgevers en de staatsoverheid er niet sterker op.” Een aantal hoger-opgeleiden kan voor bepaalde functies zelf onderhandelen met de werkgever, maar dat geldt zeker niet voor allen, zo denkt de kardinaal. Ook wees hij op het probleem van laaggeletterdheid, waar 13 procent van de bevolking mee kampt. “Hier geldt dat eenzijdige nadruk op het subsidiariteitsbeginsel, dus op wat men zelf als individu kan realiseren, zonder rekening te houden met anderen kan leiden tot een eenzijdig veiligstellen van het eigenbelang, de eigen prestaties en de eigen carrière. Aan het subsidiariteitsbeginsel wordt alleen rechtgedaan, wanneer het daadwerkelijk gaat om een bijdrage aan het Algemeen Welzijn, waarin niet alleen wijzelf, maar ook anderen deelhebben. Het subsidiariteitsbeginsel kun je niet alleen op jezelf toepassen. Dit principe moet daarom altijd in evenwicht worden gehouden door het principe van solidariteit.”

Kardinaal Eijk riep hoger-opgeleiden daarom op oog te houden voor hun specifieke bijdrage aan Algemeen Welzijn, vanuit een authentiek gevoel van solidariteit. Ook wees hij op het belang dat mensen lid worden van vakbonden, als intermediair en als belangenbehartiger. “De waakzame blik van kapelaan Alphons Ariëns voor de sociale nood in zijn tijd zou ook ons moeten inspireren tot waakzaamheid voor de grote nood waarin veel van onze naasten ook in het Nederland van vandaag verkeren.”

V.l.n.r.: Kardinaal Eijk, Piet Hazenbosch, Hub Crijns, Agnes Jongerius

Tags: