Kardinaal Eijk legt op 4 mei krans op begraafplaats
Bij gelegenheid van de nationale dodenherdenking op 4 mei legde kardinaal Eijk een krans op Het Erehof van de Utrechtse begraafplaats St. Barbara. Ook burgemeester Dijksma van Utrecht en vertegenwoordigers van enkele organisaties legden een krans. Ook dit jaar werden de namen uitgesproken van de vijftig gevallenen die in de oorlogsgraven op Het Erehof begraven liggen: militairen, verzetsstrijders, dwangarbeiders en represailleslachtoffers uit of rond de stad Utrecht. Twee nabestaanden vertelden het indrukwekkende verhaal van één van hen: Johannes (Joop) Wilderbeek, 18 jaar oud.
Deze herdenkingsbijeenkomst wordt georganiseerd door het ‘Comité 4 Mei-Herdenking Erehof Prinsesselaan Utrecht’. Na een woord van welkom door de heer Van Geloven van dit comité vertelden broer en zus John en Carla het verhaal van hun oom Johannes Wilderbeek, één van de vijftig slachtoffers op dit Erehof. “Wij zijn beiden van na de oorlog,” zo vertelden ze, “maar 4 mei was in ons gezin altijd een dag van ijzige stilte en kilte. Want oom Joop was voor ons de dodenherdenking.” Eigenlijk zou hun moeder dit verhaal over Joop hebben moeten vertellen, “maar voor haar was het trauma te groot.” Broer en zus zochten daarom zoveel mogelijk uit en vertelden op 4 mei het verhaal van oom Joop.
Hij zat bij het verzet en belandde in januari 1945 in de gevangenis Wolvenplein in Utrecht. Hij vreesde voor zijn leven en dat van zijn familie want hij had zonder dat ze het wisten wapens in hun huis verborgen. “Toen zijn zus – onze moeder – op bezoek kwam, waarschuwde hij haar. Eenmaal thuis vond ze de wapens, deed ze in een kinderwagen en ging ‘s avonds met haar vader ermee wandelen richting de Leidse Rijn. Daar hebben ze met angstzweet en knikkende knieën de wapens in het water gedumpt.”
Pas door onderzoek op het internet ontdekten ze hoe hun oom uiteindelijk is omgekomen. Dat was namelijk niet in Fort De Bilt zoals ze al die tijd dachten, maar in een huis in Bilthoven. Daar woonde een Joodse fotograaf die persoonsbewijzen vervalste en bij een schermutseling in dat huis schoot een verzetsman een Duitse soldaat dood. “Represailles konden niet uitblijven. Een week later, op 23 januari 1945, werd de Joodse fotograaf met zeven andere gevangenen naar het huis in Bilthoven gebracht. Daar werden ze in de voortuin, in de sneeuw, doodgeschoten. De lichamen moesten de hele dag blijven liggen.”
Zijn zus haalde zijn persoonlijke bezittingen op en waste met sneeuw het bloed eraf. “Onze moeder heeft deze ervaringen altijd met zich meegedragen en kon er later nauwelijks over praten. Dit verhaal is een klein eerbetoon aan Joop en zijn zus.”
Aansluitend waren de kransleggingen bij het monument en werden de vijftig namen van de slachtoffers uitgesproken. Daarna was er een bloemenhulde door de nabestaanden. Bij elk graf werden één of meer bloemen gezet. Na twee minuten stilte klonk de Last Post en zongen de aanwezigen het eerste en het zesde couplet van het Wilhelmus. Vervolgens droeg dichter Nanne Nauta een gedicht voor, gevolgd door een defilé langs de vijftig oorlogsgraven. ‘s Avonds woonde kardinaal Eijk ook de herdenkingsplechtigheid bij op het Domplein in Utrecht.