Kardinaal Eijk en JOVD in gesprek over ethiek
Kardinaal Eijk ontving op 30 september in het bisdomhuis een groep van zo’n 25 leden van de JOVD (Jongerenorganisatie Vrijheid en Democratie). Hij hield een voordracht over ‘de verhouding van de liberale ethiek tegenover de katholieke ethiek’, waarna hij met de jonge liberalen in gesprek ging over de ethische verschillen tussen het liberalisme en de katholieke ethiek. Het resultaat was een boeiende uitwisseling.
De JOVD is een liberale politieke jongerenorganisatie, die bestaat sinds 1949. Sinds het jaar 2000 is de JOVD officieel gelieerd aan de VVD maar ze blijft in politiek opzicht volledig onafhankelijk. De 3000 leden zijn landelijk verspreid over zo’n 18 lokale afdelingen.
Kardinaal Eijk zette in enkele kernachtige zinnen de liberale mensvisie en haar ethische principes naast de katholieke mensvisie. Wat betreft de liberale ethiek onderscheidde hij in zijn lezing vier principes: het autonomieprincipe, het principe dat men anderen geen kwaad mag berokkenen, het principe dat men anderen goed bejegent en het principe van rechtvaardigheid. Maar hij had ook enkele observaties: “De liberale ethiek legt een sterke nadruk op het individu en diens autonomie. Daarnaast kent de liberale ethiek een moeilijkheid voor het onderbouwen van een sociale ethiek.”
Wat betreft de katholieke ethiek noemde hij drie principes: “De menselijke persoon moet met liefde worden bejegend; liefde vooronderstelt rechtvaardigheid en de tien geboden geven de minimumgrens van de liefde aan.” Hij werkte de katholieke ethiek vervolgens verder uit (zo ligt de nadruk daarin niet op het individu maar op de persoon, hetgeen onder meer openheid impliceert voor relaties met anderen). Maar ook de principes van de katholieke sociale leer kwamen aan bod. Centraal staat de waardigheid van de menselijke persoon. Belangrijke elementen daarin zijn onder meer het algemeen welzijn, het subsidiariteitsbeginsel, het solidariteitsbeginsel en de universele bestemming van de goederen van deze wereld.
Deze principes werkte kardinaal Eijk vervolgens uit, waarbij hij met name inging op de verhouding tussen subsidiariteitsbeginsel en solidariteitsbeginsel. “Het subsidiariteitsbeginsel is het speerpunt van de sociale leer van de Kerk wat betreft de democratie,” aldus de Utrechtse aartsbisschop. “Volgens het subsidiariteitsbeginsel heeft de publieke overheid de taak individuen en de intermediaire instanties de hulp (subsidium) te bieden die nodig is, opdat zij op eigen kracht die initiatieven kunnen nemen waartoe zij in staat zijn. Als mensen niet de gelegenheid krijgen initiatieven en de eigen talenten te ontplooien, dan wordt hun vrijheid en daarmee hun menselijke waardigheid aangetast.” Het subsidiariteitsbeginsel biedt de garantie dat iedereen in de samenleving aan het economisch leven kan deelnemen.
Daarnaast is dus de notie van solidariteit cruciaal. “Dit is het besef van saamhorigheid gebaseerd op de verwantschap die mensen met elkaar voelen op basis van hun gemeenschappelijke wezensnatuur. En: solidariteit impliceert een voorkeursoptie voor de armen,” zo benadrukte kardinaal Eijk. “Beide principes moeten worden toegepast. Subsidiariteit zonder solidariteit kan vervallen tot het nastreven van eigenbelang. Maar solidariteit zonder subsidiariteit impliceert het risico van paternalisme en is vernederend voor mensen die in nood leven.”