April 2016
De Zondag van de goddelijke Barmhartigheid
De dag waarop ik deze column schijf, de Tweede Zondag van Pasen oftewel Beloken Pasen, heeft sinds 30 april 2000, de dag waarop zuster Faustina Kowalska door paus Johannes Paulus II heilig is verklaard, nog een andere naam gekregen: Zondag van de goddelijke Barmhartigheid. Deze zondag krijgt een extra accent in het huidig Heilig Jaar van de Barmhartigheid, dat paus Franciscus heeft uitgeroepen.
Zuster Faustina, een landgenote van Johannes Paulus II, werd geboren in 1905 als een van tien kinderen in een arm gezin. Op 30 april 1926 trad ze in bij de Congregatie van de Zusters van Onze Lieve Vrouw van Barmhartigheid. Dat ze juist intrad bij deze Congregatie, toegewijd aan Onze Lieve Vrouw van de Barmhartigheid – na tijdens een zoektocht van zes jaar door enkele andere congregaties als kandidaat te zijn afgewezen – zou later een teken van de Voorzienigheid blijken te zijn.
In haar dagboek schrijft ze dat Jezus haar verschenen is en bij die gelegenheid haar de opdracht heeft gegeven te bewerkstelligen dat de Zondag na Pasen zou worden uitgeroepen tot de Zondag van de goddelijke Barmhartigheid. Er is van de verschijning van Jezus een afbeelding gemaakt, die over de hele wereld verbreid is: hierop heft de in het wit geklede Jezus Zijn rechterhand op in een zegenend gebaar, terwijl Hij met Zijn linkerhand op Zijn borst wijst. Vanuit Zijn borst gaan twee stralen uit, een rode die staat voor het bloed en een witte die staat voor het water, die volgens het Johannes-Evangelie uit de zijde van Jezus vloeiden, nadat een soldaat met een lanssteek had gecontroleerd of Hij als gevolg van de kruisiging dood was (Joh. 19,34). Onder de afbeelding staat het korte en eenvoudige gebed: “Jezus, ik vertrouw op u.”
Bij gelegenheid van de heiligverklaring van zuster Faustina in 2000 hield paus Johannes Paulus II een preek, waarin hij een verband legde tussen haar leven en dat van de geschiedenis van de twintigste eeuw. In de periode tussen de verschrikkingen van de Eerste en die van de Tweede Wereldoorlog was de boodschap van Gods barmhartigheid meer dan ooit cruciaal. Het gaat niet om een nieuwe boodschap, zo zei de paus, maar zij “helpt ons om het Evangelie van Pasen intenser te doorleven, aan te bieden als een straal van licht aan de mannen en vrouwen van onze tijd.”
Wat de toekomst ons brengt, zo gaat de paus voort, weten we niet. Maar het is zeker dat naast de vooruitgang die op vele terreinen zal worden geboekt, er ook pijnlijke ervaringen zullen zijn. “Maar het licht van de goddelijke barmhartigheid, die de Heer op een bepaalde manier wilde laten terugkeren in de wereld door het charisma van zuster Faustina, zal de weg verlichten voor de mannen en vrouwen van het derde millennium.”
Feitelijk knoopte paus Johannes Paulus II met het uitroepen van Beloken Pasen tot Zondag van de goddelijke Barmhartigheid aan bij een oude traditie. Sowieso stond Beloken Pasen altijd al in het teken van de goddelijke Barmhartigheid. Elk jaar wordt op deze zondag het Evangelie genomen uit het twintigste hoofdstuk van het Evangelie volgens Johannes (19-31). Hierin geeft Jezus aan de apostelen de macht om zonden te vergeven: “Ontvangt de Heilige Geest. Als gij iemand zonden vergeeft, dan zijn ze vergeven, en als gij ze niet vergeeft, zijn ze niet vergeven” (Joh. 20,22-23). In deze woorden van Jezus leest de Kerk de instelling van het sacrament van de biecht, het sacrament waarin de volgeling van Jezus vergeving kan ontvangen, ook voor zeer zware zonden.
In dit Heilig Jaar van de Barmhartigheid nodigt paus Franciscus ons uit om het sacrament van boete en verzoening (de biecht) centraal te stellen in ons leven als christen. In een tweet van 30 december vorig jaar verklaarde hij: dit is het sacrament waaraan ieder van ons het dankt dat hij “met de hand de grootsheid van Gods barmhartigheid kan aanraken.” En deze barmhartigheid “zal altijd groter zijn dan elke zonde.” Het licht van de goddelijke barmhartigheid zal ook in het derde millennium alle duisternis uit ons innerlijk, uit onze relatie met God en die met onze medemensen kunnen verdrijven.