Januari 2017
Leegte in januari
Vroeger deed mijn moeder steevast – zoals alle huishoudens in de straat – op 6 januari de kerstboom de deur uit. Zij wilde op 6 januari, het Hoogfeest van Driekoningen, de kerstboom nog in de huiskamer hebben, maar dat was dan ook de uiterste houdbaarheidsdatum: de naalden begonnen in steeds hoger tempo uit te vallen. Net nadat ze met de stofzuiger de afgevallen naalden had opgezogen, kon ze zowat opnieuw beginnen. Daar kwam nog bij dat we later een grote kater kregen die de macabere hobby had om in de kerstboom te klimmen, met als gevolg dat deze regelmatig met groot geraas omviel. Dit versnelde nog de aftakeling van de kerstboom.
Toch liet de kerstboom, eenmaal door de opgroeiende jeugd meegenomen voor een massaal vuur op een bouwplaats aan de rand van het dorp, een leegte achter in de huiskamer. De kerstboom met zijn – zij het elektrische – kaarslicht gaf een bijzondere atmosfeer. De kamer oogde daardoor in de dagen na 6 januari altijd leeg.
De kerstbomen liggen ook nu her en der langs de weg om te worden opgehaald. De kerstversiering met lichtjes blijft boven de straten hangen. Die is er tegenwoordig al eind oktober en hangt misschien nog wel tot eind januari en heet trouwens nu ook geen kerstversiering meer, maar bijvoorbeeld decemberversiering.
De versiering met lichtjes mag dan langer blijven dan ooit, ze vult geen leegte op en laat na verwijdering geen leegte na. Hoe mooi en vernuftig alle versiering ook is, ze verhult niet de pijnlijke leegte die erachter verborgen is.
Tot de jaren ’60 van de vorige eeuw was die leegte er nog niet. Grote delen van de bevolking in West-Europa vierden nog Kerstmis vanuit het besef we op dat Hoogfeest de menswording van Gods Zoon vieren. Het hele leven ademde toen in Nederland christelijke religiositeit op het ritme van het kerkelijk jaar. Er was geen leegte, in die zin dat er onder de meeste West-Europeanen een gemeenschappelijk gedeelde overtuiging bestond ten aanzien van de fundamentele vragen: ‘waar komen we vandaan?’, ‘wat moeten we doen?’, ‘waar gaan we naartoe?’.
Maar zeker in de jaren zestig van de vorige eeuw ging God bij veel West-Europeanen, te beginnen Nederlanders, massaal de deur uit. En daarmee begon de grote leegte in het bestaan, in die zin dat er geen gezamenlijk antwoord meer was op de genoemde drie vragen.
Een en ander doet onwillekeurig denken aan de wijze waarop de eerste mensen volgens de Heilige Schrift God de deur uitzetten. Zij dachten aan Hem gelijk te kunnen zijn en Hem daarom niet meer nodig te hebben. Maar het gevolg was een grote leegte: materieel gezien, want ze vielen terug op de krachten van hun kwetsbare menselijke natuur met alle gevolgen van dien. En ook kwam er een geestelijke leegte in die zin dat het licht van de volle waarheid wegviel dat alleen God kan laten schijnen. God respecteerde de vrijheid van de mens en trok zich terug. Hij was vanaf dat moment verborgen in deze wereld.
Maar Hij heeft via de profeten aan het Joodse volk beloofd dat Hij weer terug zou komen en zijn licht helder zou laten schijnen. Die fundamentele leegte van het menselijk bestaan wordt opgeheven op het moment dat een vrouw in Nazareth, Maria, volstrekt het tegengestelde doet van wat de eerste mensen hebben gedaan. Zij opent wagenwijd de deur voor God met de woorden:
“Zie de dienstmaagd des Heren, mij geschiede naar Uw woord.”
Die leegte van de mensheid wordt weggenomen doordat zij – vervuld als zij is van Gods genade – Diens Zoon in haar schoot ontvangt en Hij zo mens wordt en Gods licht zichtbaar voor ons gaat stralen.
Ook wij kunnen in het kerstkind dat Licht ontmoeten dat elke leegte verdrijft. We moeten daarvoor dan wel bukken en ons klein maken, omdat de kerststal een nauwe en lage ingang heeft. Zoals Jezus later tijdens zijn openbare leven ook zal zeggen: het is de smalle weg en de smalle poort die leiden naar het leven, het leven met God wel te verstaan (Mat. 7,13-14). We moeten onze hoogmoed en onze eeuwige kritiek eens van ons afschudden. Maar dan zien onze ogen ook het licht der wereld dat nooit meer uitgaat.