Januari 2012
Hoe verder na Deetman?
De Commissie Deetman presenteerde op 16 december haar eindrapport over seksueel misbruik van minderjarigen in de R.-K. Kerk. Toen door de verhalen over deze problematiek in het voorjaar van 2010 de omvang ervan aan het licht begon te komen, heb ik tijdens de Chrismamis over ‘gitzwarte bladzijden’ gesproken. Nu weten we om hoeveel van die gitzwarte bladzijden het gaat: het rapport Deetman telt maar liefst 860 pagina’s. En dat is slechts een tussenstand: nog steeds komen er meldingen binnen van mensen die in hun jeugd misbruikt zijn door een religieus of priester.
Niet alleen de omvang van het misbruik is schokkend, het zijn vooral de persoonlijke verhalen van de slachtoffers die door de ziel snijden. Kinderen die aan de zorg van mensen van de Kerk waren toevertrouwd en die misbruikt werden. Als Kerk leren we juist dat de mens altijd een doel is en geen middel. Gebruik maken van de medemens is dus al een stap te ver, laat staan dat er misbruik van ze wordt gemaakt. Kindermisbruik is de ergst denkbare schending van de menselijke waardigheid, uit de contacten met slachtoffers blijkt hoezeer sommigen nog altijd worstelen met wat hen is aangedaan. De zonde van het seksueel misbruik heeft diepe wonden geslagen, ook in het leven van de Kerk en van haar leden, in het bijzonder van de slachtoffers. Als bisschoppen en hogere religieuze oversten hebben we dit erkend, onze spijt en schaamte hierover betuigd en ons medeleven met de slachtoffers uitgesproken. Verder zullen we alles blijven doen wat menselijkerwijs mogelijk is om het proces van verzoening en heling op te gang te brengen en te bevorderen. Als Kerk mogen we daarbij vertrouwen op de bijstand van de Heilige Geest als de Trooster en de Helper bij uitstek.
De bisschoppen en de religieuze ordes en congregaties zijn daarom de afgelopen twee jaar voortvarend aan de slag gegaan om de aanbevelingen van de Commissie Deetman uit te voeren. We zullen er alles aan doen om het seksueel misbruik in de Nederlandse Kerk met wortel en tak uit te roeien. Als Kerk hebben we een voorbeeldfunctie. We hebben de opdracht om Gods bedoelingen met het huwelijk en de seksualiteit voor te houden. Seksueel misbruik mag daarom zeker in de Kerk niet voorkomen.
Ook in het Aartsbisdom Utrecht zijn de nodige stappen gezet. De komende tijd heb ik samen met de andere leden van de bisdomstaf ontmoetingen met de priesters, diakens en pastoraal werk(st)ers (inclusief de emeriti en gepensioneerden). We zullen dan spreken over het eindrapport van de Commissie Deetman en over al hetgeen de publicatie van dit rapport in de geloofsgemeenschappen teweeg heeft gebracht. Tijdens deze bijeenkomsten worden de aanwezigen ook nader geïnformeerd over de vernieuwde procedures van het Meldpunt Seksueel Misbruik RKK, over de compensatieregeling en over het platform hulpverlening dat er zorg voor draagt dat slachtoffers zo spoedig mogelijk worden doorverwezen naar gespecialiseerde centra in de hulp aan slachtoffers van seksueel misbruik op minderjarige leeftijd.
Bij alles wat we als bisschoppen doen, overheerst echter een gevoel van tekortschieten. We kunnen het aangedane leed niet wegnemen, hoe graag we dat ook willen. Maar dat ontslaat ons niet van de plicht ons daar wel tot het uiterste toe in te spannen. In 2012 gaan we daar dan ook mee verder. Dat heb ik eveneens benadrukt tijdens de persconferentie die ik op 16 december gaf samen met broeder Van Dam van de Konferentie Nederlandse Religieuzen: we hebben de aanbevelingen van de Commissie Deetman overgenomen, het huis staat nu, geef ons de kans om van daaruit verder te bouwen. Bekend is het spreekwoord ‘vertrouwen komt te voet en gaat te paard’. Er zal dus tijd nodig zijn om als Kerk weer vertrouwen te wekken. Voor sommigen zal dat vertrouwen nooit terugkeren – daarvoor heeft het misbruik teveel littekens achtergelaten.
Bij de bekendmaking van mijn benoeming tot kardinaal kreeg ik ook reacties van onbegrip: hoe kan de paus dit nu doen, zo kort nadat de omvang van het seksueel misbruik in de Nederlandse R.-K. Kerk bekend is geworden? Ik kreeg zelfs de suggestie de benoeming (voorlopig) te weigeren, als een gebaar van goede wil. Zo werkt het echter niet. De creatie tot kardinaal is een persoonlijke keuze van de paus.
Er bestaat dan ook geen relatie tussen het schandalige seksueel misbruik dat zich met name decennia geleden op de internaten afspeelde en mijn benoeming tot kardinaal. Die heeft betrekking op het heden en op de toekomst: het bijstaan van de paus in zijn herderlijke zorg voor de Kerk wereldwijd en – hopelijk pas over lange tijd – in een conclaaf een nieuwe paus kiezen. Wel heb ik besloten om mijn benoeming tot kardinaal niet te vieren in Nederland. Een dergelijk ‘feestje’ zou in mijn ogen niet gepast zijn in de richting van de slachtoffers. In deze tijd past ons als bisschoppen een zekere nederigheid en bescheidenheid en dat geldt óók voor de nieuwe kardinaal van Utrecht.