April 2015
Heimwee naar Brazilië
Van 16 tot 29 maart jl. ben ik in Brazilië geweest. Dit was de tweede keer. De eerste keer, in 2010, verbleef ik in Fortaleza, meer in het noorden. Daar bevindt zich het centrum van de Braziliaanse gemeenschap Shalom. Ik verzocht de leiding ervan om een communauteit te stichten in Nederland. Dat is inmiddels ook gebeurd. Ruim twee jaar geleden zijn vijf leden van Shalom in Renkum komen wonen, een Maria-bedevaartsplaats. Met grote ijver hebben zij zich erop toegelegd onze taal machtig te worden. Nu spreken zij al aardig Nederlands. Twee van hen zijn sinds dit jaar medewerkers van het aartsbisdom voor het jongerenpastoraat.
Dit keer was ik op bezoek in Brazilië op uitnodiging van een priester die evenals ik tevens arts is. Ik ken hem al jaren doordat we allebei lid zijn van de Pauselijke Academie voor het Leven, een medisch-ethisch adviesorgaan van de Heilige Stoel in Rome. We delen onze passie voor de geneeskunde en de bio-ethiek. Vorig jaar is hij met emeritaat gegaan als hoogleraar nier-fysiologie van de Federale Universiteit van Rio de Janeiro. Hij had mij gevraagd om een lezing te houden tijdens een congres, georganiseerd door de bio-ethische commissie van de overkoepelende Braziliaanse Bisschoppenconferentie. Deze telt zo’n 500 bisschoppen. Daarbij vergeleken valt ons Nederlandse Bisschoppenconferentietje met haar twaalf bisschoppen in het niet. Het congres vond plaats in de Pauselijke Katholieke Universiteit van Curitiba in het Zuidoosten van Brazilië.
Na de lezing in Curitiba ben ik een aantal dagen te gast geweest bij mijn vriend. Hij woont op vijf minuten lopen van het beroemde strand Copacabana, waar paus Franciscus tijdens de Wereld Jongeren Dagen in 2013 voor enkele miljoenen deelnemers de H. Mis heeft opgedragen. In de parochiekerk waar hij vaste assistent is, kon ik bij hem in de Eucharistieviering concelebreren. Ik stond versteld van het grote aantal Eucharistievieringen in deze parochiekerk: drie op zaterdagavond, negen op zondag en ook veel vieringen op doordeweekse dagen. Op een hammondorgel werden – op bijna bioscoop-achtige wijze – de gezangen begeleid. Iedereen zong enthousiast mee. De lezingen uit de Heilige Schift en een groot deel van de gebeden waren overigens dezelfde als ook in Eucharistievieringen op die zondag in onze Nederlandse parochiekerken hebben geklonken. Dit versterkt het besef dat we echt bij de Wereldkerk horen, van welke natie of welk volk we ook zijn.
Tegenover mij uitten diverse Brazilianen hun grote waardering voor de vele Nederlandse missionarissen, onder wie veel bisschoppen, die in hun land het Evangelie hebben verkondigd. Zij hadden het gevoel dat zij uit dankbaarheid iets terug moesten doen en bij ons Christus verkondigen. Zoals gezegd zijn vijf leden van de Braziliaanse beweging Shalom daar al mee bezig. Trouwens, ook van een ander Zuid-Amerikaans land hebben wij missionarissen, namelijk de Misioneros de Cristo Maestro, die eind augustus vorig jaar in Utrecht zijn komen wonen. Zij studeren theologie aan de Faculteit Katholieke Theologie en Fontys Hogeschool Theologie Levensbeschouwing en nemen deel aan het programma voor de vorming tot het priesterschap aan ons seminarie, het Ariënsinstituut.
Brazilië is een schitterend land. Rio de Janeiro is bekend om zijn skyline aan de zee en het indrukwekkende beeld van Christus de Verlosser, die zijn beschermende handen uitstrekt over de stad. Tegenover het gure seculiere klimaat van Nederland is Brazilië een verademing. Ik had er wel mijn hele leven willen blijven. Nou ja, misschien iets voor na mijn emeritaat.
Mijn vriend heeft mij twee boeken meegegeven om Portugees te leren. Ik heb de H. Mis al een paar keer opgedragen in het Portugees. Deze taal is sterk verwant met het Italiaans en het Latijn, de universele taal van de Kerk. Actief de taal leren spreken op je oude dag is echter nog iets anders, maar ik sluit niet uit dat ik het toch ga proberen. Ik heb immers nog ruim dertien jaar vóór mijn emeritaat. Bij de gedachte alleen al krijg ik veel respect voor onze Brazillianen in Renkum en onze Colombianen in Utrecht. Zij brengen het toch maar op om onze weerbarstige taal te leren. En waarom? Uit liefde voor Christus en voor ons.