Maart 2018
Beelden
In de 1ste lezing van de 3de Zondag van de Veertigdagentijd horen we hoe God de Tien Geboden geeft aan het Joodse Volk en via hen ook aan ons. Bij de toelichting op het 1ste Gebod wordt gezegd: “Gij zult geen afgodsbeelden maken, geen afbeelding van enig wezen boven in de hemel, beneden op de aarde of in de wateren onder de aarde” (Ex. 20,4).
Nu, afgodsbeelden zullen we hopelijk in onze kerken niet aantreffen. Maar in onze katholieke kerkgebouwen treffen we wel veel afbeeldingen van Jezus, Maria en de andere heiligen. Wordt het niet weer eens tijd voor een stevige beeldenstorm, zoals in 1566?
Laten we – voordat we daar aan beginnen – ons eerst goed eens afvragen waarom het maken van beelden in het kader van het 1ste van de Tien Geboden zo streng wordt afgewezen. In de tijd van het Oude Testament bestond de gedachte dat je door het maken van een beeld van een mens, een dier of een ding, daar macht over kreeg. En dat gold ook voor afgoden.
Beelden van afgoden werden door mensen gemaakt. Ze hebben daarom geen macht, zo zegt psalm 115,4-8. Door een afgodsbeeld te maken, probeerden mensen ook macht over het goddelijke te krijgen. Maar dat is ten enenmale een poging die tot mislukken gedoemd is. En omdat het maken van beelden van mensen en dieren voortkwam uit het verlangen van mensen om macht te krijgen over wat God toebehoorde, de schepping, werd ook het maken van beelden van mensen en dieren verboden.
Vanwege de toelichting op het 1ste gebod in het Oude Testament kenden christenen in de eerste eeuwen ook de discussie of van God, mensen en dieren wel beelden mochten worden gemaakt. Toch hebben zij dat vanaf het begin gedaan. En de reden is duidelijk. Jezus, Gods Zoon, is voor ons mens geworden. In Jezus heeft God een menselijk gezicht gekregen en daarom kan Hij als zodanig worden afgebeeld. En ook van heiligen, mensen die Jezus op een bijzondere manier intensief zijn gevolgd, vooral Maria, hebben wij afbeeldingen.
Christenen hebben niet de illusie door het maken van beelden van Jezus en de heiligen macht te krijgen over het Goddelijke. Integendeel zelfs: wij hebben afbeeldingen van Jezus en de heiligen om ons aan hen te doen herinneren. En om ons beeld van God zuiver te houden en ons regelmatig te binnen te brengen wat Gods bedoelingen zijn met ons leven. Wij hebben dat ook nodig omdat we ons zo gemakkelijk eigen beelden vormen van wat we met ons leven zouden willen, in plaats van het doel dat God eraan gegeven heeft.
Thuis hebben we foto’s of schilderijen van ouders, grootouders, de eigen kinderen en kleinkinderen en anderen. We willen graag hun gezicht zien om aan hen te kunnen denken en hen in ons hart te sluiten, ook al zijn ze overleden of wonen we niet in de buurt. En zo is het ook met de afbeeldingen van Jezus, Maria en de andere heiligen.
Het kruisbeeld is helaas in veel huiskamers verdwenen. Niet zelden heeft het plaats moeten maken voor een beeld van Boeddha. Dit is het beeld van een zeer weldoorvoede man. Het past beter dan het beeld van de lijdende Jezus bij het ideaal van welzijn in de vorm van materiële welvaart en innerlijk psychisch welbevinden, dat in onze cultuur overheerst.
Ik zou ons allen op het hart willen drukken: zorgen we voor afbeeldingen van Jezus aan het kruis bij ons thuis, en van Maria met haar onvoorwaardelijke trouw aan Hem en van de andere heiligen. Dit is een klassiek en probaat middel om ons beeld van God zuiver te houden, die in Zijn Zoon mens werd en door Zijn kruisdood vergeving voor onze zonden bewerkte. En elke keer als onze blik op hen valt, laten we dan een schietgebed tot hen richten, vooral een kort gebed dat ons beeld van God zuiver blijft. Want dat gebed is in onze tijd van wijdverbreide verwarring op godsdienstig gebied broodnodig.