Eloy-broederschappen kleuren Utrechtse binnenstad
De binnenstad van Utrecht was zondag 12 mei het decor voor een Ommegang van deelnemers aan Eureloy, de Europese federatie van Sint-Eloybroederschappen. St. Eloy (St. Eligius) is patroon van de smeden en de paarden. Zo’n 130 deelnemers uit België, Duitsland, Frankrijk en Nederland trokken deze ochtend ter opluistering van de viering van ‘300 jaar Vrede van Utrecht’ van de Mariaplaats naar de St. Catharinakathedraal (Lange Nieuwstraat). Daar woonden zij de H. Mis bij, met als hoofdcelebrant kardinaal Eijk. Eureloy hield dit jaar van 9 t/m 12 mei zijn jaarlijkse bijeenkomst in Utrecht.
De deelnemers liepen in traditionele kledij en droegen veelkleurige vaandels mee. De stoet werd voorafgegaan door 50 leden van het Groot Gaesbeeker Gilde ofwel het Sint Aechten Schuttersgilde uit Soest met hoornblazers, tamboers, vendelzwaaiers, schutterskoning en schutterskoningin. Eindpunt was de Sint Catharinakathedraal, waar tijdens de Mis twee smeden uit Antwerpen een uniek ‘concertje’ op een aambeeld verzorgden. Na afloop van de Eucharistieviering trok de stoet naar het Domplein en gaven de leden van het Groot Gaesbeeker Gilde een korte demonstratie vendelzwaaien voor het Academiegebouw.
Onderlinge eenheid en liefde
In zijn preek stond kardinaal Eijk stil bij het hogepriesterlijk gebed (Joh. 17), waarin Jezus bidt om eenheid onder Zijn volgelingen. Kardinaal Eijk: “Alle monotheïstische godsdiensten gaan uit van eenheid, waarbij we één oorsprong hebben en kinderen van de Vader zijn. Maar het beleven van die eenheid blijft vaak achterwege,” aldus de Utrechtse aartsbisschop. “Jezus wil dat wij onze eenheid duidelijk maken en naar een hoger plan brengen door onderlinge liefde. Dat hebben christenen in de loop der eeuwen geprobeerd in de praktijk te brengen, met vallen en opstaan.”
In dat kader moeten volgens kardinaal Eijk de beroepsgilden uit de Middeleeuwen worden begrepen. In die periode waren geloof en leven nog sterk onderling verbonden. Gilden zorgden niet alleen voor opleidingscriteria maar ook voor onderlinge solidariteit en eenheid naar de toenmalige maatstaven, aldus kardinaal Eijk. “Door de industrialisatie ging het ambachtelijk werk echter snel teloor en daarmee ook de gilden. Ambachtslieden werden veelal fabrieksarbeiders en gingen op in de massa.”
Sociale wetgeving heeft sindsdien veel ten goede veranderd, maar waakzaamheid blijft volgens kardinaal Eijk geboden: “Johannes Paulus II waarschuwde al tegen de verafgoding van de vrije markt.” De Broederschappen van St. Eloy hebben nog steeds de taak om te wijzen op de onderlinge eenheid en liefde die tussen mensen moet bestaan, stelde kardinaal Eijk. “St. Eloy werkte als goudsmid voor hij priester en later bisschop werd. Hij stond bekend om zijn grote rechtvaardigheid, eerlijkheid en liefde. Hij had een grote zorg voor de armen en poogde slaven vrij te kopen, ongeacht hun ras of godsdienst. St. Eloy had een boodschap die voor onze tijd nog heel actueel is,” zo besloot kardinaal Eijk. “Mogen de broederschappen hun heilzaam werk nog lang blijven verrichten.”
Lange geschiedenis
De geschiedenis van een aantal broederschappen gaat ver terug. De Confrérie des Charitables de Saint-Éloi uit Béthune (F) stamt uit 1188 en doet nog steeds waar zij ooit voor is opgericht: het (gratis) begraven van de overledenen uit Béthune en Beuvry, zonder onderscheid des persoons of van religie. Maar ook Utrecht kan bogen op een oude traditie. Het Utrechts’ Smede Gildt, het enig overgebleven ambachtsgilde in Nederland uit de middeleeuwen, kent een oudste vermelding uit 1304, maar is ongetwijfeld veel ouder.
Tags: Kardinaal Eijk