Ariënsinstituut sluit studiejaar traditioneel af
Het Ariënsinstituut hield op 28 juni de afsluiting van het studie- en vormingsjaar. De slotmiddag begon met een Eucharistieviering uit dankbaarheid in de St. Catharinakathedraal, met kardinaal Eijk als hoofdcelebrant. Aansluitend vond in het Ariënsinstituut het inhoudelijke gedeelte plaats: Bernadet Albers en diaken Marc Brinkhuis vertelden over het project ‘Parochie in beeldverhalen’. Daarna was het tijd voor de traditionele barbecue.
Op 28 juni werd de gedachtenis gevierd van de H. Ireneüs van Lyon. Deze heilige uit de tweede eeuw had volgens kardinaal Eijk een toepasselijke naam: de vreedzame (‘irenisch’). “De elite van die tijd dacht privé-openbaringen te hebben en meende op grond daarvan over diepere kennis van het heilsmysterie te beschikken,” aldus kardinaal Eijk. Zo dachten deze gnostici onder meer dat God niet de Schepper was maar dat de kwade materie en het goede geestelijke volstrekt gescheiden waren.
Ireneüs was een leerling van Polycarpus (ca. 69 – ca. 156), die zelf tot de directe leerlingen van de apostelen behoorde. Kardinaal Eijk: “Ireneüs stond dus dichtbij de apostelen en heeft het idee van de apostolische traditie uitgewerkt. Daarmee schiep hij eenheid in de Kerk.” Op de eerste plaats stelde Ireneüs vast dat deze apostolische traditie openbaar is – “er is dus niets geheimzinnigs aan. Uit de visioenen van een mysticus kun je geen geloofsleer van de Kerk destilleren.” Ook is deze apostolische traditie één, aldus Ireneüs, er kan dus nooit verdeeldheid zijn. Kardinaal Eijk: “De garantie voor de waarheid van deze traditie is gelegen in de bezieling door de Heilige Geest, die Jezus met Pinksteren aan Zijn leerlingen gaf.” De apostolische traditie is nodig, zo stelde de Utrechtse aartsbisschop, omdat de Schrift zichzelf niet uitlegt. “Wat Ireneüs hierover schreef, heeft grote vrucht gedragen. Hij staat aan de basis van de kerkvaders en via bisschoppen, denkers en schrijvers is zijn werk van grote betekenis voor de theologie tot op de huidige dag.”
De Kerk was tot de jaren vijftig van de vorige eeuw een eenheid. In de Kerk van nu is juist veel verscheidenheid en weinig geloofskennis. Jezus is voor veel jongeren een onbekende figuur, aldus kardinaal Eijk. “De Kerk van nu lijkt op de Titanic die op een ijsschots voer. Op de Titanic speelde het orkest door en in de Kerk klinkt het orgel en zingen we nog, maar we maken water. Er is namelijk geen eenheid. Maar er is één verschil met de Titanic: zolang er nog een stukje Kerk boven water blijft, zinkt zij niet. Dat is in de tweede eeuw niet gebeurd en zal ook nu niet gebeuren. De Kerk gaat verder, geleid door de Heilige Geest en de apostolische traditie.”
In het Ariënsinstituut nam rector Kuipers in een korte presentatie het afgelopen studiejaar met de aanwezigen door. Dat startte met de Ariënsherdenking in Maarssen eind augustus (tevens traditiegetrouw het begin van het studiejaar) en ging via allerlei activiteiten en bijzondere vieringen naar de recente diakenwijding van James Keuben. Kuipers keek ook vooruit: het nieuwe initiatief ‘Kom en zie’ (een jaar van verkenning en onderscheiding) heeft al drie aanmeldingen. Deze zomer gaan de priesterstudenten diverse stages doen en vanaf september zijn er drie nieuwe studenten, zei Kuipers tot besluit.
In de parochie H. Kruis (Raalte e.o.) hebben parochiebestuur en pastoraal team een project opgezet om te werken aan de hand van beeldverhalen. Deze parochie werkt samen met de naastgelegen parochie H. Lebuinus en de parochie St. Marcellinus. De komende jaren worden in deze streek diverse kerkgebouwen aan de eredienst onttrokken. De vraag die volgens Bernadet Albers (opbouwwerkster) en diaken Marc Brinkhuis op die plaatsen gesteld moet worden, is: wat willen we behouden? “Een beeldverhaal met tekst en foto’s, van januari t/m december, kan helpen dat duidelijk te maken,” zo vertelden ze. Een beeldverhaal is een concrete verhalende beschrijving van de geloofsgemeenschap. Deze beeldverhalen helpen volgens hen ook om de kerksluiting een zachte landing te geven bij de geloofsgemeenschap. Er zijn in de locaties veel gesprekken gevoerd over hoe de pastorale presentie in de toekomst zonder kerkgebouw vorm kan krijgen. Het beeldverhaal komt tot stand via de lijnen van een driehoek met als elementen: God (“het gaat om geloof”), openheid – ook nieuwe mensen moeten welkom zijn – en verbinding: “De band met de parochiekerk/de hele parochie,” benadrukten beiden.
Het traject kent vier fases: de aankondiging, het verkennen, het schrijven en het borgen. Dat laatste is belangrijk zodat het beeldverhaal niet in de bureaula verdwijnt. Zo’n beeldverhaal schrijven kost tijd, het pastorale team wil daarbij indien nodig helpen, zo verzekerde Brinkhuis. De basis van de methode beeldverhalen is: hoe ziet het er over vijf jaar uit in de geloofsgemeenschap? Het is dus een sfeertekening van hoe de ruimte er dan uitziet en welke mensen er komen. Albers: “We geven mee dat ze hun hoofd in de wolken mogen hebben, hun voeten in de klei en hun hart bij Onze Lieve Heer. Er mag gedroomd worden maar het moet wel uitvoerbaar zijn – en geloof moet steeds centraal staan.”
Elementen van zo’n beeldverhaal zijn in ieder geval: omzien naar elkaar, gebedsmomenten, inspiratie, uitvaarten en verbinding met de parochie(kerk). Albers: “We zijn in het aartsbisdom aan de slag met de missionaire parochie, maar het is ook belangrijk om iets te doen voor de plekken waar het kerkgebouw sluit. Met het beeldverhaal kunnen we dat doen. En ook voor de parochiekerk die blijft bestaan, kunnen we werken met zo’n beeldverhaal – maar daar moeten we nog invulling aan geven.”