Boek over Aartsbisschoppelijk Museum
De presentatie van een boek over de ontstaansgeschiedenis van de collectie van het Aartsbisschoppelijk Museum (ABM) vormt het slot van het jubileum van deze collectie. Dit jaar vierde het Aartsbisschoppelijk Museum Utrecht (ABM) zijn 150-jarig bestaan. Het boek wordt op 4 december tijdens een feestelijke bijeenkomst in Museum Catharijneconvent aangeboden aan kardinaal Eijk. De ABM-collectie is sinds 1976 in dit museum ondergebracht, terwijl de Stichting ABM voortleeft als bruikleengever.
De presentatie vindt plaats op het moment dat in Museum Catharijneconvent een tentoonstelling is te zien over middeleeuwse beeldhouwkunst uit Utrecht en omgeving, met tal van prachtige objecten uit de ABM-collectie. In het voorjaar van 2012 is het ABM-jubileum gevierd op drie locaties in het aartsbisdom met de manifestatie ‘Tussen Kerk en Kunst’. Tijdens deze bijeenkomsten – in elk vicariaat één – konden belangstellenden hun christelijke voorwerpen laten becommentariëren door deskundigen. Aan deze drie bijzondere dagen werkten onder anderen Herman Finkers, Leo Fijen en kardinaal Eijk mee.
Belangrijkste collectie
Het boek, geschreven door de kunsthistoricus Elmer Peters, gaat over het ontstaan van de grootste en belangrijkste collectie van middeleeuwse kunst in Nederland. Deze collectie is de kern gaan vormen van een bredere verzameling van kerkelijke en religieus geïnspireerde kunst. Deze is tenslotte één van de hoofdelementen geworden waaruit het Museum Catharijneconvent in Utrecht is opgebouwd.
Het boek vertelt deze ontstaansgeschiedenis vanuit een nieuw perspectief, want de oprichting van een bisschoppelijk museum in een provinciestad in een klein land wordt op verrassende en overtuigende wijze in een internationale context geplaatst. De stichter van het ABM, de priester Gerard van Heukelum (foto links), een autodidact, liet zich vooral leiden door Duitse voorbeelden. Het feit dat hij in Keulen de bouwsteigers zag oprijzen rondom de onvoltooide dom, heeft hem heel zijn leven gestimuleerd. Hij maakte studiereizen naar Brussel, Antwerpen en Parijs en hij kende ook de Engelse monumenten van middeleeuwse kunst.
Van Heukelums museum, dat begon op de zolder van de pastorie aan de Utrechtse Nieuwegracht, moest dienen als inspiratiebron voor eigentijdse kunstenaars, de emancipatie van het achtergestelde katholieke volksdeel helpen bevorderen en het historisch bewustzijn in Nederland verbreden.
Op gedetailleerde en zorgvuldig gedocumenteerde wijze wordt dit bescheiden Utrechtse initiatief voor het eerst geschetst als onderdeel van een Europese beweging: de herleefde aandacht voor de middeleeuwse kunst, die haar wortels had in de Romantiek.