Joods monument in Utrecht onthuld
Onder grote belangstelling is op 29 oktober het Joods monument in Utrecht onthuld. Onder de honderden aanwezigen waren ook nabestaanden van de omgekomen Joodse Utrechters in de Tweede Wereldoorlog. Het heeft ruim 70 jaar en vijf jaar voorbereiding geduurd eer dit monument tot stand kwam. Het gedenkteken staat aan de Johan van Oldenbarneveltlaan, vlakbij het Spoorwegmuseum.
Vanaf dit voormalige station werden Joodse burgers van de stad Utrecht weggevoerd naar concentratiekampen. Het monument telt drie elementen: een gedenkmuur, een Sjofar (bazuin) en een plateau. Op de gedenkmuur van zeven meter breed en drie meter hoog staan de namen van alle 1.239 Joodse slachtoffers uit Utrecht. De kunstenaar heeft gebruik gemaakt van Jerusalem Gold zandsteen, dat in veel gebouwen in Jeruzalem is gebruikt.
De bronzen Sjofar is gericht op het oosten (Jeruzalem) en in de voet zijn tien figuren verwerkt (de minjan). De voorste figuur leest uit de Sidoer – het Joods gebedenboek – het Kaddiesj gebed. De Sjofar wordt geblazen bij de aanvang van een Jubeljaar en op de grote Verzoendag (Jom Kippoer).
Het Aartsbisdom Utrecht heeft de komst van het Joods monument met woord en daad gesteund, ook Utrechtse parochies hebben opgeroepen om het gedenkteken financieel te ondersteunen. De Utrechtse aartsbisschop kardinaal Eijk en hulpbisschop Woorts (bisschop-referent voor het Jodendom) waren dan ook aanwezig bij de onthulling van het monument door burgemeester J. van Zanen en de Georgisch-Joodse beeldhouwer Amiran Djanashvili. Deze kunstenaar werkte bijna twee jaar aan het monument.
De fotografe Iris Tasseron volgde Djanashvili tijdens zijn werk in het voormalig atelier van kunstenaar Pieter d’Hont. Van de foto’s die Tasseron maakte van het wordingsproces is een expositie opgesteld in het Spoorwegmuseum; deze is nog tot begin december te zien.
Foto links: burgemeester Van Zanen en beeldhouwer Amiran Djanashvili
In zijn openingswoord bij de plechtigheid maakte voorzitter Wim Rietkerk van de Stichting Joods Monument Utrecht bekend dat alle 1.239 namen inmiddels financieel ‘geadopteerd’ zijn. Vervolgens sprak de Utrechtse burgemeester J. van Zanen. Hij noemde onder meer de vele redenen waarom mensen met de trein reizen. “Het zijn dan bijna altijd retourtickets die mensen hebben,” aldus Van Zanen. “Maar dat gold niet voor de Joodse burgers van Utrecht die in de Tweede Wereldoorlog werden weggevoerd.” De burgemeester van Utrecht benadrukte dat we deze ruim 1.200 Joodse stadgenoten niet mogen vergeten.
Daarna kwam muziekdocent Moshé Lewkowitz om het Kaddiesj te zeggen (een plechtig gebed voor de overledenen). Na een toespraak namens de nabestaanden door Hadassah Hirschfeld-Reichmann en een gedicht van Els van Starborch volgde een toespraak door opperrabbijn Binyomin Jacobs, die onder meer stil stond bij het feit dat het 70 jaar heeft geduurd eer dit monument er kwam. “Voor wie doen we dit?” vroeg hij aan de aanwezigen. “We staan hier stil bij hen die op brute wijze werden weggerukt uit hun Utrecht. En nu toch nog in Utrecht zijn vereeuwigd. Niemand kent ze meer. Alleen wij in een paar doodstille minuten.”