Juni 2024

Helden

Sinds 1945 leven wij in West-Europa in vrede. Dat is mede te danken aan enkele grote katholieke politici, zoals de Franse minister van buitenlandse zaken Schuman, de Italiaanse premier De Gaspari en de Duitse bondskanselier Adenauer. Ze wilden de fout vermijden die na de Eerste Wereldoorlog was gemaakt, waarbij vooral Duitsland het moest ontgelden, omdat het als agressor hoge compensaties werden opgelegd. Dit legde de kiem voor de Tweede Wereldoorlog. Zij wilden in een christelijke geest van vergeving en verbroedering komen tot een samenwerking in West-Europa die een nieuwe oorlog moest voorkomen. Door hun inspanningen kwam in 1950 de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal – de belangrijkste grondstoffen voor de wapenindustrie – tot stand waaruit later uiteindelijk de Europese Unie zou ontstaan.

Daardoor kennen wij nu een periode van vrede gedurende 79 jaar. Na de val van de Muur in 1989 dachten niet weinigen dat er definitieve vrede in de wereld was aangebroken. Vanaf 2000 hebben de meeste West-Europese landen hun legers grotendeels ontmanteld. En nu er op diverse plaatsen in de wereld, ook op het Europese continent, oorlogen zijn uitgebroken, vragen we ons vertwijfeld af hoe we in korte tijd onze legers weer kunnen opbouwen. Ook wordt hier en daar wel eens door iemand de vraag opgeworpen of de huidige jongeren nog wel tegen oorlog zijn opgewassen en bereid zijn om hun vaderland te verdedigen.

Aan die jonge mensen bestond in Nederland in de Tweede Wereldoorlog bepaald geen gebrek. Vorige maand was ik op 4 mei bij de dodenherdenking op het katholieke Sint Barbarakerkhof in Utrecht. Bij het defilé viel mij op hoe jong velen van de verzetshelden waren. Er waren heel wat jongens bij die sneuvelden nog voordat zij 20 jaar oud waren.

Tijdens de plechtigheid werd een aandoenlijk relaas voorgelezen door familieleden van wie een oom op 18-jarige leeftijd door de Duitsers was gefusilleerd. De Duitsers verdachten hem ervan dat hij bij het verzet was en hadden hem daarom gevangen gezet in de gevangenis op het Wolvenplein in Utrecht. Buiten medeweten van zijn familieleden had hij bij hun thuis wapens verborgen. Hij was bang dat de Duitsers die bij een huiszoeking zouden kunnen vinden, waardoor zijn familieleden groot gevaar liepen. Toen zijn zuster hem opzocht, gaf hij haar de opdracht om ervoor te zorgen dat die wapens zo spoedig mogelijk uit hun huis werden verwijderd.

Die zuster, die ook nog maar 20 jaar was, zat daar eventjes met een mooie opdracht opgezadeld. De wapens in hun huis heeft ze op zijn aanwijzingen gevonden en in een kinderwagen gedaan. Samen met een groot en sterk familielid bracht zij in het donker die wapens naar de Leidsche Rijn en heeft ze daar in het water geworpen. Dat wapenbezit van haar broer is dus gelukkig nooit aan het licht gekomen.

Echter met haar broer zou het slecht aflopen. Een joodse fotograaf in Bilthoven, die persoonsbewijzen had vervalst, was betrapt. Toen Duitse soldaten zijn huis binnenvielen, werd een soldaat door een daar aanwezige verzetsman neergeschoten. Deze verzetsman wist te ontkomen maar de joodse fotogaaf niet. De Duitsers wilden echter niet alleen hem om het leven brengen, maar als represaillemaatregel ook andere gevangenen. Zo werd de bovengenoemde oom samen met anderen die op het Wolvenplein gevangen zaten en de joodse verzetsman in diens voortuin neergeschoten, waar hun lichamen – het was januari 1945 – de hele dag in de sneeuw moesten blijven liggen om anderen af te schrikken.

Ze gaven hun leven uit liefde voor hun vaderland, feitelijk voor hun naaste medemensen. In het Evangelie op zondag 5 mei zegt Jezus: “Geen groter liefde kan iemand hebben dan deze, dat hij zijn leven geeft voor zijn vrienden” (Joh. 15,13). De gefusilleerde mannen hebben gehandeld overeenkomstig een van de twee fundamentele normen van de katholieke moraal. Ik – en (zo denk ik) menigeen onder de aanwezigen op 4 mei – heb gebeden dat zij, omdat zij uit naastenliefde hun leven op het spel zetten, nu hoog in de hemel mogen zijn en aan het eind van de tijd met Christus mogen verrijzen.