Aartsbisdom > Nieuws > Dag over ‘Martelaarschap door de eeuwen heen’

Dag over ‘Martelaarschap door de eeuwen heen’

De Tilburg School of Catholic Theology (TST) organiseerde op 23 juni in Utrecht haar jaarlijkse themadag. Het onderwerp was dit keer: ‘Bloedgetuigen. Martelaarschap door de eeuwen heen.’ Hoofdspreker tijdens deze goedbezochte dag was de Utrechtse aartsbisschop kardinaal Eijk, die een lezing hield over het leven en werken van Bonifatius en zijn betekenis voor vandaag.

Decaan prof.dr. Marcel Sarot zei in zijn welkomstwoord dat de aanleiding voor het thema de herdenking was van het feit dat Bonifatius 1300 jaar geleden in Dorestad (nu Wijk bij Duurstede) arriveerde. Als kind las Sarot al heiligenlevens, ook van martelaren. “Dat leek toen iets uit het verleden, maar in deze tijd zien we in toenemende mate dat christenen voor hun geloof worden vervolgd en sterven. Daar moeten we iets mee als theologen. Ook in Nederland, waar dit gelukkig niet aan de orde is. Met deze themadag willen we de bezinning op het martelaarschap iets verder brengen.”


Decaan Marcel Sarot

In zijn lezing, getiteld ‘De heilige Bonifatius, bisschop en martelaar’, gaf kardinaal Eijk niet alleen een levensbeschrijving van de heilige Bonifatius. Hij stond ook uitgebreid stil bij de omstandigheden waarin hij opereerde en het karakter van deze missionaris. Bonifatius werd geboren uit een adellijke familie in 672 of 673 te Crediton in Zuidwest Engeland als Winfrid (of Wynfrith). Hij ging naar het klooster Nursling en ontwikkelde zich tot een monnik met een trouw en intens gebedsleven. Kardinaal Eijk: “Al spoedig bleken zijn talenten op studieus gebied. Het was geen wonder dat medebroeders hem al spoedig inzetten als docent en rector van de school die aan het klooster verbonden was. Hij was als mens en als docent geliefd bij zijn studenten en genoot groot aanzien.”
Bonifatius bleek geen carrièreplanner, al hadden zijn komaf en zijn talrijke gaven hem daar wel toe kunnen verleiden. Kardinaal Eijk: “Toen hij eenmaal midden veertig was, kwam hij tot het besef dat zich binnen zijn roeping als monnik een bijkomende roeping manifesteerde om te missioneren.” Hij werd daarbij geïnspireerd door de spiritualiteit van de Iro-schotten, die berustte op twee pijlers. De eerste pijler was het intense verlangen om alle mensen tot Christus te brengen. De tweede pijler was het verlangen om Jezus en de apostelen in de concrete wijze van missioneren zoveel mogelijk van nabij na te volgen. De spiritualiteit van de Iro-schotse monniken was een sterk Bijbels geïnspireerde spiritualiteit waarin loslaten centraal stond.”

Het missioneringswerk van Bonifatius op het Europese vasteland kende de nodige ups en downs. Kardinaal Eijk: “Bonifatius wordt nogal eens beschreven als een veeleisende man, niet gemakkelijk in de omgang, die zich als een Fox Terrier in bepaalde kwesties kon vastbijten, met name als het ging om casuïstiek op kerkrechtelijk of ethisch terrein.” Maar er was ook een andere kant, zo betoogde de kardinaal: “Anderzijds kunnen we ons niet aan de indruk onttrekken dat sommigen Bonifatius ook maar een lastige figuur vonden omdat hij niet aarzelde de vinger op de zere plek te leggen terwijl hen dat niet uitkwam.”
Bij alle menselijke en soms al te menselijke kanten die Bonifatius ook aankleefden, vormt hij ook nu nog een fascinerende en inspirerende heilige. Zijn moed en de ascese die hij aan de dag legde, blijven een bron van inspiratie, zo concludeerde de Utrechtse aartsbisschop aan het slot van zijn lezing. “Christenen zullen zich ook vaak een ‘peregrinus’, een vreemdeling, voelen in het heersende seculiere klimaat, waarin een pastor, een theoloog of ook een christengelovige in het algemeen vreemd worden aangekeken en met onbegrip en vaak ook nauw verholen vijandigheid worden bejegend. De veilige kleine havens die hen nog resten, verlaten om de samenleving te re-evangeliseren vergt moed en ascese.”
Naast ascese moeten de gelovige en de geloofsverkondiger ook iets hebben “van het contemplatieve leven van de monnik. Dit besef leeft ook in de Kerk, getuige het feit dat in de laatste halve eeuw veel wordt gezegd en gepubliceerd over christelijke spiritualiteit, die tot doel heeft mensen te brengen tot een doorleefd geloofsleven, een persoonlijke band met Christus en een persoonlijk gebedsleven.”
Volgens de kardinaal zullen “wij ook weleens het verdriet kennen dat Bonifatius ondervond aan het einde van zijn leven, omdat hij minder steun van politici en medestanders kreeg dan hij verwacht had en hij bijgevolg met de door hem ingezette reorganisatie van de Kerk in Duitsland minder snel voortgang boekte dan hij gehoopt had. Dat verdriet verwoordde hij door zich te vergelijken met een hond die begint te blaffen als hij ziet dat dieven en rovers in het huis van zijn heer inbreken, maar bij ontstentenis van hulp bij de verdediging ervan slechts zacht janken kan. Wellicht kunnen we Christus en Zijn Evangelie soms blaffend, dat wil zeggen luid en duidelijk, verkondigen, soms alleen maar zachtjes jankend, zoals dat helaas via de media maar al te vaak het geval is. Het zacht janken van Bonifatius aan het eind van zijn leven droeg in tegenstelling tot wat hij dacht, wel degelijk vrucht.”

Na deze lezing volgden vier workshops. Daarin vertelde prof. dr. Bart Koet aan de hand van de martelares Perpetua iets over martelaarschap in de vroege Kerk. Barbara Mertens MA sprak over pater Frans van der Lugt SJ die in Syrië werd vermoord en die zij persoonlijk heeft gekend. Dr. Evelyne Verheggen ging in op de weergave van het martelaarschap van de heilige Catharina van Alexandrië in de christelijke iconografie.
Drs. Geert van Dartel van de Katholieke Vereniging voor Oecumene hield een workshop over de ‘oecumene van het bloed’. Hij besprak daarin onder meer aan de hand van zeven stappen een voordracht die kardinaal Koch in 2015 hield tijdens een congres over christenvervolging. Van die christenvervolging is slechts 26 procent van de Nederlandse bevolking op de hoogte, zo blijkt uit recent onderzoek. Wel is er recent een kentering in de publieke aandacht te bespeuren, aldus Van Dartel. De vijanden van het christendom maakt het niet of zij protestant, orthodox of rooms-katholiek zijn. Zo is een ‘oecumene van het bloed’ ontstaan. Het christelijk martelaarschap wordt niet gezocht, maar is een getuigenis.


Geert van Dartel