Bisdomdag in teken van paus Adrianus VI
In Deventer werd op 8 november de tweejaarlijkse Bisdomdag van het Aartsbisdom Utrecht gehouden. Deze ontmoetingsdag is bedoeld voor priesters, diakens, pastoraal werk(st)ers en geestelijk verzorg(st)ers die werkzaam zijn met een pastorale zending van de Aartsbisschop van Utrecht. Na een Mis in de Broederenkerk verplaatsten de deelnemers zich naar het Titus Brandsma Huis, ook in Deventer. Daar hield aansluitend Twan Geurts een lezing naar aanleiding van zijn recente biografie over paus Adrianus VI.
In zijn preek constateerde kardinaal Eijk dat bij menigeen na zo’n tien of twintig jaar werken in het pastoraat de gedachte opkomt: ‘is dat nou mijn leven; wat heb ik nou eigenlijk bereikt?’ “Wanneer deze vragen bij ons opkomen, zijn we toe aan een herijking. IJken is afgeleid van het Latijnse woord ‘aequare’, dat wil zeggen ‘gelijkmaken’. Herijken betekent dat je je leven weer eens ‘gelijkmaakt’ aan de standaard of de normen die ervoor gelden. En die norm is niet zozeer een set van regels of morele waarden, maar een persoon,” aldus kardinaal Eijk.
“In het tiende hoofdstuk van het Johannes-Evangelie houdt Jezus ons de twee voorgelezen parabels voor. Hierin reikt Hij ons de ‘meetinstrumenten’ aan, tussen aanhalingstekens dan, waarmee we ons leven kunnen ijken of herijken: op de eerste plaats Zichzelf onder het beeld van de Goede Herder en op de tweede plaats Zijn relatie met Zijn schapen, Zijn leerlingen.”
Beschikbaar zijn is altijd een belangrijk aspect van het pastoraat, aldus kardinaal Eijk, maar valt niet altijd gemakkelijk op te brengen. “Onze beschikbaarheid toont wat de mensen die aan onze zorgen zijn toevertrouwd ons waard zijn. En het criterium daarvoor vinden we in Jezus en Zijn verhouding met ons. Maar dat niet alleen. Er is nog een veel dieper aspect.” De basis voor pastorale zorg is uiteindelijk gelegen in de Drie-Eenheid Zelf, zo benadrukte de Utrechtse aartsbisschop. “Wij hebben deel aan Jezus’ relatie met de eeuwige Vader. Hier ligt de diepste basis voor de ijking en herijking van ons leven. En het gaat hier niet alleen om een zekere gelijkenis, maar om een reëel deelnemen aan die relatie tussen de Vader en de Zoon binnen de Drie-Eenheid. Dit gebeurt sacramenteel op diverse manieren: door onze priesterwijding, door onze diakenwijding en door onze deelname aan de Eucharistie, die daardoor bron en hoogtepunt van het christelijk leven is.”
In het middagprogramma stond de lezing van Twan Geurts centraal: ‘De Nederlandse Paus, Adrianus van Utrecht 1459-1523’. Mgr. Woorts lichtte kort toe waarom was gekozen voor een Kerkhistorisch onderwerp: “Kennis van de Kerkgeschiedenis en daardoor verkregen inzicht vormt ons, helpt ons in onze tijd. Kennis van de Kerkgeschiedenis helpt zaken in een groter perspectief te plaatsen, behoedt ons voor fouten en kan ons meer fier doen zijn vanwege personen of gebeurtenissen die ons richting geven. En het helpt ons te zien hoe de Heilige Geest, vaak ook in moeilijke, ja zelfs uitzichtloze omstandigheden, nieuwe wegen gaat en ons verder leidt.”
Geurts boeide de aanwezigen met zijn biografische schets van paus Adrianus. “Ik was vooral gegrepen door zijn levensverhaal: van Utrechtse burgerzoon tot paus van Rome, precies op het scharnierpunt in de Europese geschiedenis dat Luther zijn opstand tegen de katholieke kerk begon. Adrianus’ korte cv leest als een filmscenario. Mijn vingers jeukten om dit onwaarschijnlijke leven in kaart te brengen in een toegankelijke, verantwoorde publieksbiografie. Die was er namelijk nog niet.”
Hij verbond Adrianus’ levensverhaal met de destijds bijzondere politieke en religieuze omstandigheden in Europa, “met canonieke grootheden als Erasmus, Karel V en Luther in de belangrijkste bijrollen.” Adrianus was stadhouder van Spanje namens keizer Karel V toen hij tijdens een conclaaf waaraan hij zelf niet deelnam werd gekozen tot paus – een compromis omdat de aanwezige kardinalen er niet uitkwamen. Geurts liet een foto zien van een standbeeld van Adrianus dat aan de Spaanse kust staat. Dit is heel anders dan het ingetogen beeld dat twee jaar geleden in Utrecht werd geplaatst: het Spaanse beeld toont een trotse bebaarde man die in de verte kijkt.
Tijdens de lange reis van Spanje naar Rome probeerden velen de kersverse paus te paaien en voor hun (politieke) karretje te spannen, maar Adrianus wilde daar niets van weten en riep steeds op tot soberheid. Eenmaal in Rome stapelde tegenslag zich op tegenslag. De schatkist was leeg, de Turkse legers rukten op en Luther stuurde openlijk aan op een schisma. Adrianus, die was gevormd door de Moderne Devotie, sprak een kerkelijk mea culpa uit en hoopte met een kerkelijke en geestelijke hervorming de godsdiensttwist met Luther te bezweren. Het was tevergeefs.
Geurts memoreerde dat de hervormingsvoorstellen, waar de Nederlandse paus tijdens zijn korte pontificaat vergeefs voor had geijverd, tientallen jaren na zijn dood alsnog hun beslag kregen tijdens het Concilie van Trente, dat in 1545 begon en bijna twintig jaar duurde. “Een recente dissertatie laat zien dat Adrianus’ leerlingen uit Leuven een aanzienlijk aandeel hebben gehad in die kerkhervormingen. De theologen die Adrianus had opgeleid werden zo de ‘stoottroepen’ van de katholieke hervorming, hij wordt ook wel de eerste paus van de Contrareformatie genoemd.”
Achter Adrianus gaat een persoonlijkheid schuil die veel complexer is dan zijn bronsgroene standbeeld in Utrecht doet vermoeden, zo concludeerde de auteur van de pausbiografie. “Hij moet een intelligente, gerespecteerde netwerker zijn geweest, een begaafde diplomaat aan wie je de lastigste onderhandelingen kon overlaten, een betrouwbare leider die zijn besluiten nauwgezet overwoog. Eenmaal in Rome aangekomen, verpulverde zijn missie-ijver in stuurse vijandigheid. Hij verloor zijn diplomatieke geduld en vervreemdde zich met zijn opgeheven vinger van de Italianen. Er waren er maar weinig die konden voldoen aan zijn hooggestemde idealen van de Moderne Devotie. Adrianus is, vergiftigd of niet, bezweken onder zijn laatste opdracht. Hij was een vroege Europeaan. In elk geval een typische Nederlander, een Utrechter en een Leuvenaar, een Duitser en een Spanjaard. Maar een Romein is hij nooit geworden.”