Aartsbisdom > Nieuws > Onderzoek werkgroepen naar voortgang deel dekenale activiteiten

Onderzoek werkgroepen naar voortgang deel dekenale activiteiten

In alle vieringen die in het afgelopen weekeinde (5 en 6 juli) in het aartsbisdom Utrecht zijn gehouden, is een voorleesbrief van aartsbisschop W.J. Eijk voorgelezen of verspreid onder de parochianen. In dit ‘tussentijdse voortgangsbericht’ gaat mgr. Eijk in op de recente ontwikkelingen in het aartsbisdom Utrecht: de grote financiële zorgen en de ingrijpende reorganisatie, alsmede de “pijnlijke maatregelen die daarbij onvermijdelijk zijn.” Eén van die maatregelen is de opheffing van de dekenaten als rechtspersonen. De brief geeft aan dat er vier werkgroepen worden opgericht die vóór 1 september advies zullen uitbrengen over de vraag welke dekenale activiteiten in de toekomst op welke wijze kunnen worden voortgezet.

Aartsbisschop Eijk roemt in de brief de vrijgevigheid van de Utrechtse parochies, maar stelt tevens dat in een groter beroep daarop niet de oplossing ligt voor de financiële zorgen van het aartsbisdom. Vandaar dat besloten is tot een reorganisatie, waardoor een deel van de 59 medewerkers van het aartsbisdom zijn baan verliest en de dekenaten ophouden te bestaan. Mgr. Eijk geeft toe dat het beter zou zijn geweest om voorafgaand aan de opheffing van de dekenaten “al een uitgewerkt pastoraal beleidsplan op te stellen. Echter de nijpende financiële situatie van ons aartsbisdom gedoogde geen verder uitstel.” Wel zal hij op zo kort mogelijke termijn een pastoraal beleidsplan ontwikkelen “dat voor de komende jaren houvast biedt en richting wijst.”

‘Niet verloren gaan’
Niet alles wat de dekenaten verzorgden kan met dezelfde intensiteit worden voortgezet, maar “een aantal activiteiten is wezenlijk. Deze mogen niet verloren gaan,” aldus mgr. Eijk. Daarom buigen vier werkgroepen zich over de deelterreinen van de dekenale activiteiten. Een belangrijke taak is weggelegd voor de werkgroep ‘Vorming en toerusting van vrijwilligers’: “Goede vrijwilligers zijn mede de ruggengraat van parochiebesturen, pastoraatsgroepen, locatieraden en werkgroepen,” zo stelt de voorleesbrief. De pastorale school en de diocesane kadervorming zijn van grote waarde en moeten dan ook doorgang vinden, maar niet meer op vijf plaatsen tegelijk.
De werkgroep ‘Zorg voor leden van pastorale teams’ zal adviseren hoe in de toekomst vorm kan worden gegeven aan de begeleiding van pastorale teams en de individuele begeleiding van priesters, diakens en pastorale werk(st)ers. De derde werkgroep (‘Begeleiding en samenvoeging parochies’) richt zich op het proces van samenvoeging van parochies in een parochieverband tot één grote parochie en de werkgroep ‘Secretariaat en communicatie’ adviseert over de continuering van de secretariële werkzaamheden van de dekenaten. Daarnaast brengt deze werkgroep een advies uit over de toekomstige communicatie tussen aartsbisdom en parochies.
Aartsbisschop Eijk kondigt in de voorleesbrief tevens aan dat hij “in de komende Adventstijd een langere pastorale brief wil schrijven, waarin onder meer het concrete pastorale beleid voor de toekomst wordt uiteengezet.”